DNA

In het DNA zitten genen. Elke gen bepaalt welke kenmerken een hond krijgt, bijvoorbeeld kleur haar, hoogte, hangoren, etc.

Elke pup uit een nest ontvangt 2 kopieën van DNA. 1 Kopie van een deel van het DNA van de moeder en 1 kopie van een deel van het DNA van de vader. Welke stukjes van DNA wordt overgeërfd is volkomen willekeurig. Omdat dat per pup verschilt heb je dus verschillende eigenschappen per pup.

Je kunt ervan uit gaan dat broertjes en zusjes uit 1 nest voor ongeveer 50% dezelfde eigenschappen hebben. De andere 50% hebben ze eigenschappen van de vader en/of moeder die de andere pup niet heeft. Zo heeft de ene pup de hangoren van de moeder geërfd en de ander de staande oren van de vader, maar hebben beide pups wel de krullen van de vader.

Wat ook mee speelt zijn de grootouders, de overgrootouders en de ouders daarvoor en daarvoor en ga nog maar even door.

Sommige eigenschappen zijn dominant en anderen zijn recessief. Dominant wil zeggen dat deze eigenschappen eerder naar voren komen dan recessieve eigenschappen.

Voorbeelden van dominante eigenschappen zijn: zwarte vachtkleur, naaktheid, kort haar, bearded, merle.

Een dominant gen kan van vele generaties terugkomen en dan nog zichtbaar zijn. En een recessief gen kan makkelijk niet zichtbaar zijn maar wel aanwezig.

Een voorbeeld:

Zwart (Z) is dominant

Bruin (b) is recessief.

Moeder is ZZ, dus tegen elke b die ze kruist zal het Zb worden.

Omdat bij Zb de Z van zwart dominant is worden alle pups zwart.

Heeft de moeder nu ook een recessief bruin gen, dus Zb, dan is ze zwart van kleur, want zwart wint het van bruin, maar haar nakomelingen kunnen wel bruin zijn. De b van moeder met de b van vader.

Winkelwagen
Scroll naar boven